Ga naar de inhoud

             Spreuken jaargetijden en natuurkundige verschijnselen.

Tot een strenge winter komt het in Nederland niet zo vaak. Gemiddeld eens in de tien jaar. Zeer strenge winters komen hier zelden voor. Eens in de 40 jaar. De jaren veertig van de vorige eeuw brachten drie zeer strenge winters in nog geen zeven jaar. Tijdens de zeer strenge winter van 1942 waren de Duitse troepen niet opgewassen tegen de strengheid van deze ongewoon zeer strenge winter, wat een ommekeer betekende in deze oorlog. De laatste zeer strenge winter in kwam voor in 1963.

Winter

Al is de ijzel nog zo koud , na drie dagen valt hij van het hout.
Als de bomen twee keer bloeien , zal de winter tot mei zich met ons bemoeien.
Als de dagen beginnen te lengen , begint de winter te strengen.
Als de donder vaart door dorre hout , dan wordt de winter lang en koud.
Als er druiven zijn en vijgen , moet men winterkleren krijgen.
Als het regent in de winter, is het goed planten in de zomer.
Als in de winter de muren uitslaan , zal snel de vorst vergaan.
Als vandaag de vorst begint , zo vriest het zes weken lang.
Als er druiven zijn en vijgen , moet men winterkleren krijgen. (pakken).
Bloeien de bomen tweemaal op een rij , zal de winter zich rekken tot in mei.
Brengt de herfst ons laat nevelvlagen , dan zal sneeuw ons in de winter plagen.
Brengt de winter weinig vorst en veel slijk , dan worden de dokters rijk.
Brengt oktober vorst en sneeuw , men hoort des winters klaaggeschreeuw.
De dagen aan het langen , de winter aan het prangen.
De dooi zonder regen of wind , is niet waard dat ‘ie begint.
De herfst met nevel doortrokken , toont een winter met sneeuwvlokken.
De velden geschoren , de winter geboren.
De zon in een nest , het ijs op z’n lest.
Die van Leuven kermis keren , brengen de winter onder hun kleren.
Een koude dooi , een behouden dooi.
Een open winter , een nat voorjaar.
Een sneeuwjaar , een rijk jaar.
Een veel te vroege lente , geeft brood zonder krenten.
Een winter die vroeg komt , vertrekt ook vroeg.
Een zachte winter, een vet kerkhof.
Elzenhout vroeg in de knop , een strenge winter wacht ons op.
Geen ijzel zo stout , die drie dagen aan de bomen houdt.
Geen water, geen winter.
Hebben katten in de herfst een heel dikke vacht , dan wordt een strenge winter verwacht.
Houden de kraaien school, zorg dan voor hout en kool.
IJs op het hout , wordt geen drie dagen oud.
In de winter westenwind en avondrood , maakt de koude winter dood.
Is de herfst het weer lang klaar , vroeg is een strenge winter daar.
Komt de wind uit het noorderland , lang houdt de winter stand.
Kraaien vlak bij de schuur en huis , de winter voelt zich thuis.
Maar is die dag het weder helder , de vorst dringt door in menig kelder.
Mist , vorst in de kist.
Na helder weer nu sombere mist , heeft zeker ook nog vorst in de kist.
Na weerlicht koude en buien , komt sneeuw en koude aankruien..
Negen dagen sneeuw , negen weken sneeuw.
Noordenwind met volle maan , kondigt een strenge winter aan.
Rijp aan boom en plant , houdt geen drie dagen stand.
Rouw vorst , lauw vorst.
’s Morgens wit berijpte daken , zal ’t gauw tot nattigheid geraken.
Slaat de rook uit de schoorsteen naar beneden , behoort ’t droge weer tot het verleden.
Sneeuw op het slik , binnen drie dagen ijs , dun of dik.
Sneeuw op natte grond , ’t vriest terstond.
Sneeuw, veel en lang , maakt de klaver niet bang.
Valt de eerste sneeuw in de nattigheid , houdt u dan voor de winter bereid.
Valt sneeuw in het slijk , binnen drie dagen een harde dijk.
Valt sneeuw op het natte slijk , dan na drie dagen een harde dijk.
Veel nevel in de herfst , veel sneeuw in de winter.
Veel sneeuw op oud jaar , veel hooi in het nieuwe jaar.
Vloeit nu nog het sap in berk , dan wordt de winter wis niet sterk.
Volgt de eerste sneeuw op regen , houdt een harde winter tegen.
Vorst met nieuwe maan , dan kun je op schaatsen gaan.
Vriezende januari , natte februari , droge maart , regen in april , is de boeren hun wil.
Vroege vogelzang , maakt de winter lang.
Was het weder in september warm , dan krijgen wij een winter arm.
Weinig sneeuw, veel regenweer , doet de akkers en velden zeer.
Wil de sneeuw niet vlug verdwijnen , zeker zal er nieuwe verschijnen.
Zijn de velden geschoren , dan is de winter geboren.
Zo hoog de winterse sneeuw , zo hoog de zomer het gras.
Zoveel ijzelluchten in de winter , zoveel koren in de oogst.
 
Lente.
 
Als het dondert op de blote doren , is de scheper z’n wei verloren.
Donder op een kale boom , het hele jaar een waterstroom.
Donder op een kale doren , is de halve zomer verloren.
Donder op een kale tak , is honger op de stal.
In het najaar veel wind uit het westen , even lang zal hoge wind ons in ’t voorjaar pesten.
Onweer op een dorre tak, maakt de zomer koud en nat.
 
Zomer.
 
Als de nachten gaan lengen , begint de hitte te strengen.
Als in de zomer de mieren hoge hopen opwerpen , volgt er een natte en koude herfst.
Als voor het laatst de koekoek roept , is de zomer weer versnoept.
Asperges, de koningin der groente stapt nu van haar troon , want de dagen gaan weer korten maar dat is niet ongewoon.
De tuin ligt te stralen, die had het nodig , maar al te veel buien, dat is overbodig.
Een Hollandse zomerdag kom je nu tegen wat zon, wat wind , een beetje regen ,
misschien hier en daar nog een onweersbui, in elk geval niet meer zo zwoel en lui.
Een warme zomer, een strenge winter.
Houdt de wind uit het noorden aan , zij zal de grasgroei tegengaan.
Is augustus warm en onstandvastig , dan wordt de winter nat en lastig.
Is de zomeravond mistig , dan is het weer met zijn gaven kwistig.
Komen de vissen naar boven , dan is er mooi weer te beloven.
Schitteren de sterren opvallend helder, kondigen deze mooi weer aan.
Kraait de haan in de nacht , dan wordt het binnen twee dagen nat.
Kruipen de mieren op hopen , dan zal de donder niet zacht verlopen.
Mist op warme dagen , dan zal het onweer u later plagen.
’s Avonds speelt de zoelte , ’s morgens is er koelte.
’s Nachts regen, daags zon , vult schuur zak en ton.
Schitteren de sterren opvallend helder, kondigen deze mooi weer aan.
Zijn uw kinderen wild , dan komt er regen en wind.

Natuurkundige verschijnselen.

Als het roet in de schouw of schoorsteen ruikt , kondigt dat regen aan.
Als de rook naar de aarde slaat , weet dat het regenen gaat.
Ruikt men ’t roet in de schouw, dan komt de regen gauw.
Rook uit de schoorsteen recht omhoog , we houden het zeker mooi en droog.
Als de rook uit de schoorsteen neerslaat , komt er zeker een natte straat.
Eksterogen zijn zeker geen zegen , en doen ze pijn dan komt er beslist regen.
Slaat in de nacht dichte nevel neer, dan brengt de morgen allicht weer helder weer.
Slaat in avond en nacht dichte nevel neer, dan brengt de dag vaak helder weer.
Regen voor acht uur, is zelden van lange duur.
Schijnt de zon met zomernacht , maakt veelal de wintermaand ook zacht.
Worden de bladeren geel en krom , kijk alvast naar uw kachel om.
Slaat ’s nachts zware nevel neer , dan brengt de dag helder weer.
Komen er nu pluimen aan het riet , bedenk het is nazomer en geniet.
Die zijn onkruid een jaar laat staan , kan zeven jaar uit wieden gaan.
De vijfde wordt bewezen , wat het voor een maand zal wezen.
Komen er pluimen aan het riet , bedenk : het is nazomer en geniet.
Nu spoed de zomer weer ten end, en de hitte gaat verminderen ,toch ook thans genot gekend , en kan geen kou nog hinderen.
Vallen de bladeren vroeg , dan wordt de herfst niet oud.
Valt begin september de regen in plassen , volgend jaar zal het graan goed wassen.
Veel noten op het harde hout,maakt de winter hard en koud.
Valt het loof vroegtijdig van de bomen , dan is de winter niet te schromen.
Worden de bladeren geel en krom , kijk dan maar naar de kachel om.
Een overvloed aan dauw , maakt de hemel blauw.
Als de boer ophoudt met klagen , is hij aan het eind van zijn dagen.
Schreeuwt en krijst de jeugd bij het spel , storm in aantocht fors en fel.
Vertoont het zwerk kasteeltorentjes, dan is vanavond het onweer geboren.

Top